Onze economie van spullen is tot nu toe lineair ingericht. In de eerste blog benoemde ik vier problemen van dit systeem: grondstoffenschaarste, het energieverbruik en uitstoot van giftige stoffen bij de productie, de afvalbergen en de acceleratie van die drie problemen. In deze blog verdiep ik me in de negatieve kanten van de productie van onze spullen.
We wonen in een bevoorrecht deel van de wereld met veel mogelijkheden. Ook mogelijkheden om alle soorten spullen te kopen die we willen. De consumptiemaatschappij loopt op rolletjes en alles wordt aan de voordeur bezorgt. Toch kleven er ook nadelen aan deze manier van leven. De productie van spullen heeft namelijk een negatieve impact op het milieu. In de eerste plaats omdat het maken van spullen veel energie kost, wat vaak opgewekt wordt met fossiele brandstoffen. En in de tweede plaats omdat tijdens het maken van de producten CO2 en allerlei giftige stoffen worden uitgestoten. Veel ecosystemen en mensen worden hier ziek van. In Nederland is in 2020 bijvoorbeeld ophef ontstaan toen bleek dat veel mensen in de buurt van de Tata Steel fabriek gezondheidsklachten kregen. In landen met weinig regels rondom uitstoot is dit probleem nog veel groter.
Er worden steeds meer regels gemaakt om de uitstoot tegen te gaan, zoals de Nederlandse CO2 heffing, om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Een circulaire economie waarin CO2 (of andere stoffen) die het ene bedrijf uitstoot, door het ander bedrijf gebruikt kunnen worden, draagt ook bij aan een oplossing.
In eerste instantie dacht ik dat de productie van spullen zich vooral in lagelonenlanden afspeelde. Mensen willen steeds minder voor hun spullen betalen, waardoor veel fabrieken naar deze landen zijn verplaatst. Mensen krijgen hier weinig uitbetaald en werken vaak onder slechte omstandigheden. Doordat er weinig regels zijn, lozen fabrieken gifstoffen en water vol chemicaliën rechtstreeks in de leefgebieden van mensen en de natuur.
Wanneer gekeken zou worden naar de verdeling van het aantal fabrieken over de wereld of de hoeveelheid vervuiling die bij fabrieken ontstaat, zouden de lagelonenlanden bovenaan staan.
Ik was verbaasd bij het zien van de lijst met de grootste industrielanden. Voor 2020 zag de top 10 er zo uit: US op 1, China op 2 en daarna Duitsland, Japan, India, Zuid Korea, Mexico, UK, Taiwan en Canada. Deze volgorde ontstaat als je kijkt hoeveel procent van het nationaal inkomen van het land uit de fabricage industrie komt. De lagelonenlanden staan hier niet bovenaan. Waarschijnlijk komt dat doordat de fabricage van spullen in lagelonenlanden ook voor het nationaal inkomen te weinig opbrengt. Wanneer gekeken zou worden naar de verdeling van het aantal fabrieken over de wereld of de hoeveelheid vervuiling die bij fabrieken ontstaat, zouden de lagelonenlanden wel bovenaan staan. Het energieverbruik van fabrieken (en daarmee de CO2 uitstoot) zal wel meer evenredig over de wereld verdeeld zijn.
Actie van de dag
In Nederland is Shell een van de bedrijven die het meeste CO2 uitstoten. Shell is al veel in het nieuws geweest, omdat ze te weinig doen om de CO2 uitstoot te verminderen. Milieudefensie heeft een rechtzaak tegen Shell gewonnen, waardoor ze gedwongen worden hun CO2 uitstoot drastisch te verminderen. Nu heeft Shell hoger beroep aangetekend. Met z´n allen kunnen we er voor zorgen dat ook deze rechtzaak een succes wordt. Steun het hoger beroep met een klein (of groter) bedrag en zorg dat Milieudefensie het tegen dit miljarenbedrijf kan opnemen!
Verdieping
Wat er aan de andere kant van de wereld gebeurd is lastig voor te stellen. Daarom is het fijn om echte beelden te zien van fabrieken in lagelonenlanden. Nederlandse tv programma´s die ik daarom erg heb gewaardeerd, waren de programma´s waar jongeren naar het buitenland gingen om aan de lijve te ervaren hoe het is om in een fabriek, sweatshop of op een katoenplantage te werken. In 2013 was er Bloed, Zweet en Luxeproblemen. In 2018 Genaaid (over de kledingindustrie) en in 2020 Gefileerd (over de voedselindustrie).
0 Comments: